Granen maken sinds eeuwen een groot deel uit van onze voeding waarvan tarwe, samen met mais, de meest gegeten graansoort ter wereld is.
De meeste granen, zoals rogge, gerst, tarwe, haver en gierst, zijn ontstaan door het veredelen van wilde grassen en door deze met elkaar te kruisen.
De komst van granen heeft een grote rol gespeeld bij de beschaving.

Van gerst is bijvoorbeeld bekend dat dit gewas ca. 7000 jaar geleden al verbouwd en gekweekt werd rondom Syrië en Afghanistan en daarvoor al in Tibet, Nepal en China. Omdat gerst resistent is tegen zout werd dit gewas op de Friese terpen verbouwd. Ook werd dit gewas zo nu en dan in de Friese Wouden geteeld.

De komst van granen heeft een grote rol gespeeld bij de beschaving.

In principe zijn alle granen die zetmeel bevatten geschikt om er bier of een destillaat van te maken.
Van de meeste rassen, die in Friesland voorkwamen, was er maar weinig uitgangsmateriaal voorhanden.
Wilden we dit op grotere schaal kunnen gaan gebruiken, dan was het zaak deze eerst te vermeerderen, wat nu met een aantal rassen gelukt is.

Momenteel wordt er een vierrijige zomergerst gekweekt die vermoedelijk in augustus kan worden geoogst. In september wordt een wintergerst ingezaaid die oogstrijp is in de zomer van 2021. Gerst heeft een korte groeiperiode en heeft minder vocht nodig dan tarwe en haver, iets wat in de afgelopen zomers wel is gebleken.